Roek Lips (Spijkenisse, 1961), journalist, schrijver en motivator, sprak voor zijn online platform ‘Nieuwe Leiders’ met meer dan 100 wetenschappers, kunstenaars, denkers en anderen over inspiratie en houvast. Ruim 50 van deze interviews – een aantal werd eerder in Trouw gepubliceerd – zijn opgenomen in de bundel ‘Wie kies je om te zijn’ die deze week verschijnt.
Arjan Visser 10 oktober 2021, 11:13
copyright foto Mark Kohn
I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben
“Als kind had ik zwaar astma en ik heb zelfs een paar keer op het randje gelegen. Ik weet nog dat ik als het ware uit mijn lichaam trad, hoe bang ik was dat ik niet meer terug zou kunnen komen, mijn moeder aan de rand van het bed, voorlezend uit de Bijbel – over het nieuwe Jeruzalem, geloof ik, al was ik daar als zesjarige niet echt in geïnteresseerd – maar ik herinner me vooral dat ik me gedragen voelde toen ik eenmaal door die angst was heengegaan… het is zo moeilijk uit te leggen als je zoiets niet zelf hebt meegemaakt, het is niet in woorden of beelden te vangen, maar dit heb ik op de verdrietigste momenten in mijn leven steeds opnieuw ervaren: er is iets. Iets wat groter is dan onszelf.”
II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
“Werken bij de Publieke Omroep (Roek Lips was tussen 2005 en 2014 netmanager bij NPO3, AV), dat was niet zomaar een baan; ik heb heel bevlogen gewerkt en bijdragen aan mooie programma’s mogen leveren, maar ik heb ook gezien dat het medium een voedingsbodem is voor de idool-cultuur. We dichten ‘televisiepersoonlijkheden’ bovenmenselijke kwaliteiten toe, we plaatsen ze op een voetstuk. En het is een wederkerig proces; als je al behoefte hebt aan erkenning zal je ook werkelijk gaan geloven dat je iets voorstelt door alleen maar in beeld te verschijnen. Die druk doet iets met je. Het is niet voor niets dat zoveel presentatoren in de loop der jaren allerlei neuroses ontwikkelen. En het wrange is dat al dat gedoe rond erkenning alleen maar afleidt van waar het nou werkelijk over zou moeten gaan. Laatst las ik in De Volkskrant dat veel kijkers talkshow-moe zijn. Dat snap ik wel. Iedereen mag daar gaan zitten en doen alsof ‘ie expert is in van alles en nog wat. Het zijn alleen maar meningen, totaal niet inspirerend, veel wordt als een soort absolute waarheid neergelegd en de echte dialoog wordt nauwelijks meer gevoerd. Ik zou het geweldig vinden om een Wim Kayzer-achtig programma op televisie te brengen: anderhalf, twee uur lang over een thema praten, zonder de lat laag te gaan leggen omdat het populair moet zijn. De diepte in.”
III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken
“Het ijdel gebruik begint al zodra je het woord God uitspreekt. We hebben daar allemaal een ander beeld bij, dus over wiens God hebben we het hier? Vroeger vermeed ik het woordje God door er een E aan toe te voegen. God werd Goed en toen ik kon ik er ineens veel makkelijker mee omgaan.”
IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
“Met de ontkerkelijking hebben we ook veel zinvolle dingen weggegooid en het vieren van de sabbat is er één van. Voor mij is de kerk te lang een plek geweest waar alles voor me werd bedacht, maar als de zondag wordt opgesteld voor meer eigen initiatief, dan kunnen we ook die rituelen weer een plek geven in ons leven. Het is dé uitdaging van deze tijd: hoe brengen we de onbeperkte drang naar vrijheid en de behoefte aan begrenzing met elkaar in balans? Niet met Tien Geboden. Als je mij dingen gaat verbieden, doe ik m’n armen over elkaar en zeg: dat maak ik zelf wel uit. Laten we die regels ‘ijkpunten’ noemen, dat is een term waar veel meer ruimte in zit, die uitnodigt tot zelfreflectie. We hebben alles losgelaten, we zijn volledig op onszelf teruggeworpen en de vraag die nu voorligt is: wat is ons nieuwe referentiepunt? Het zou mij niet verbazen als er op korte termijn weer meer belangstelling komt voor het religieuze. En met religieus denk ik niet aan een bepaalde overtuiging maar aan de letterlijke betekenis van het woord, religare: opnieuw tot verbinding komen.”
V Eer uw vader en uw moeder
“Eren gaat ook over het aanvaarden van de dingen die ik aanvankelijk niet zo kon waarderen van mijn ouders. Voor mij zit de knoop vooral in het feit dat er over moeilijke dingen niet werd gesproken. Als ik terugdenk aan mijn kindertijd kan ik die benauwenis nóg voelen. Er hangt iets in de lucht, iets, maar we hebben het er niet over. Die zucht naar erkenning, waarover we eerder spraken, ken ik net zo goed en ik realiseer me nu dat die misschien wel dáár mee te maken heeft: zie mij, hoor mij. Het zal een generatie-kwestie zijn – mijn ouders werd niet geleerd om hun gevoelens zo te delen – maar hoe groot het verdriet was dat jarenlang werd verdrongen ontdekte ik pas in 2011, toen Job, mijn zoon, op zijn achttiende in de Spaanse zee verdronk. Deze maand precies tien jaar geleden.
Ik was radeloos, kon en wilde alleen maar over hem praten. Ook met mijn vader die zijn vader verloor toen hij zelf achttien jaar was. Mijn opa werkte bij een bergingsmaatschappij en hij is bij het opruimen van explosieven in het IJ, niet lang na de oorlog, om het leven gekomen. Ik wist daar niets van… er werd gewoon niet over gesproken en mij is niet meer verteld dan: opa is op z’n veertigste verdronken. Mijn vader dementeerde en ik wist: als ik hier ooit nog iets over wil horen, moet ik er nu naar gaan vragen. Ik ben in allerlei archieven gedoken en heb daarna, aan de hand van die verhalen, met hem over het gemis van zijn vader kunnen spreken.
Er loopt een rare lijn door onze geschiedenis. En het water speelt daarin een grote rol. Toen ik een jaar of zestien was, ben ik in de Botlek op een vrachtschip overboord gekukeld en bijna verdronken. Ik kan me tot in detail herinneren hoe ik – terwijl ik al buiten bewustzijn was – omhoog werd getakeld, ik kan nog de witte afdruk van mijn hand in het water voor me zien… Mijn vader kwam me halen, hielp me in de auto en heeft tijdens de terugweg niets gezegd. In 2012 ontdekte ik hoezeer dit stilzwijgen met de traumatische ervaring uit zijn eigen jeugd te maken moet hebben gehad. Het klinkt gek, maar door de gesprekken die ik in het laatste jaar van zijn leven met mijn vader heb gevoerd, voelde het alsof er een zekere ban werd gebroken…
Ik denk dat mijn moeder, die tijdens haar huwelijk was meegegaan in het zwijgen over dat wat moeilijk is, nu meer openstaat voor het gesprek. Laatst vroeg ze me of ik haar wilde interviewen, precies zoals ik het voor mijn serie met de Nieuwe Leiders doe. Ik ben benieuwd welke luikjes er open zullen gaan… Ik verwacht geen grote onthullingen. Er zijn geen prangende, existentiële vragen meer en hoewel ik moeite heb gehad met het zwijgen van mijn ouders, ben ik er tegelijkertijd van doordrongen dat niet alles gezegd hóeft te worden. Dat is een paradox, ja. Ons hele bestaan is paradoxaal. Per definitie.”
VI Gij zult niet doodslaan
“’s Nachts, toen de zoektocht naar Job op zee stil lag en ik toch niet kon slapen, liep ik vanuit mijn hotel naar het strand, tuurde naar het donkere water en verraste mezelf met de gedachte hoe makkelijk het zou zijn om een einde aan mijn leven te maken. Als ik geen andere kinderen had gehad, geen geliefden om me heen, dan zou ik zo, zonder problemen, het water zijn ingelopen. Niet omdat mijn leven geen zin meer had of zo, maar omdat ik heel sterk het gevoel had dat Job mij nodig had. Job was verdronken, dat geloofde ik wel – zijn lichaam werd ook niet meer gevonden – maar dood is niet in één keer dood. Doodgaan is een proces van weken, maanden. Ik heb Job nog vaak waargenomen, als een bolletje van energie dat even bij me kwam, contact maakte en daarna weer verdween… Op die manier is Job niet meer in mijn leven, ook al is hij er op een bepaalde manier nog altijd bij. Ik heb zijn dood moeten aanvaarden om verder te kunnen. Dat is iets anders dan accepteren. Waarom zou ik zijn dood moeten accepteren? Heel af en toe lukt het me om te zeggen dat het goed is, zo. Het is absoluut niet goed, Job’s dood is het slechtste wat me ooit is overkomen, maar als ik blijf vasthouden aan het idee dat het niet goed is, zeg ik daarmee ook dat Job’s leven niet volwaardig is geweest terwijl hij achttien fantastische jaren heeft gehad. Er zo over denken helpt me. Soms.”
VII Gij zult niet echtbreken
“Als we het hebben over huwelijkse trouw denken we in eerste instantie aan trouw zijn aan elkaar, maar volgens mij is de essentie juist dat je trouw blijft aan jezelf, dat je – in de samenleving met die ander – jezelf kunt blijven ontwikkelen. En dat je elkaar die ruimte gunt. Ik kwam er achter dat ik mezelf voortdurend aanpaste, dat ik in een destructieve symbiose terecht was gekomen en op den duur wel moest erkennen dat het beter zou zijn om uit elkaar te gaan. Het voelde toen als falen. Ik vond het ook enorm lastig om de kinderen minder frequent te zien, en daar een modus in te vinden. Tegelijkertijd ben ik blij dat we het eens waren; dat we het, met horten en stoten, uiteindelijk in goed overleg hebben kunnen doen. Het heeft wel even geduurd voordat ik er weer voor openstond een liefdesrelatie aan te gaan. Mientje en ik zijn nu al jaren heel gelukkig samen, maar of dit dan meant to be is? Ik weet niet of je het zo kunt zeggen. Ik denk dat ik straks, als ik terugkijk op mijn leven, zal zien op welke momenten ik de kans om iets te leren heb aangepakt. En dat zich, zodra ik die les had geleerd, weer een volgende les had aangediend. Want zo gaat het, we zijn zijn nooit uitgeleerd. Dat is precies wat het leven zo buitengewoon boeiend maakt.”
VIII Gij zult niet stelen
“We zijn, zeker de laatste vijftig jaar, met alles aan de haal gegaan. Zelfs de voorraden in Afrika zijn geplunderd. Ik begrijp wel waarom er zoveel hackers-aanvallen uit dat continent komen: het is een wanhopige poging om op die manier nog iets terug te pakken.
Dit is een tijd waarin we ongelooflijk moeten aanmodderen met elkaar en niemand lijkt te weten hoe we uit de shit kunnen komen. Sterker nog: we zijn in een chronisch kritische samenleving terechtgekomen waarin we elkaar voortdurend wijzen op wat er allemaal niet deugt. We weten donders goed dat dingen anders moeten – waarom moet dat er steeds worden ingesmeerd? Kritiek verlamt. We moeten juist een cultuur creëren waarin we elkaar stimuleren, elkaar uitnodigen om het gesprek te voeren, bedenken hoe het beter kan. Een betere verdeling van de welvaart, op een andere manier omgaan met het klimaat, leren van de pandemie… En wat daarbij zou helpen is dat we stoppen met simplificeren. We moeten het juist complexer maken omdat daarmee de oplossingsruimte groter wordt. Er komen dan meer opties en het verlangen om uit de problemen te komen neemt op die manier óók toe. Simplificeren is: denken dat je het klimaatprobleem oplost als je een elektrische auto voor de deur hebt staan. Of: geloven dat we met een paar vaccins het Corona-probleem hebben opgelost. Het is véél complexer: het volgende virus loopt zich namelijk al warm. Dáár moeten we het over gaan hebben.”
IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste
“Vroeger speelde ik het baasje bij de Publieke Omroep. Er zat een authentieke kant aan, maar het bleef uiteindelijk toch een rol… Het is moeilijk om authentiek te zijn. Dat zie je ook bij die Ted Talks waarin mensen een gelikt verhaal vol one-liners vertellen. Dat idee is volstrekt achterhaald omdat de twijfel ontbreekt, omdat er geen stiltes vallen – precies de onregelmatigheden die een presentatie wél authentiek maken. Of ik steeds meer mezelf word weet ik niet, maar ik streef er wel naar en ik doe in ieder geval veel minder alsof. Het woord congruent is voor mij steeds belangrijker geworden; ik wil er voor zorgen dat er overeenstemming bestaat in mijn denken, voelen en handelen. En dat is hard werken, Net als integer zijn, ook zo’n mooi begrip. Integer gaat over heel maken naar naar buiten toe, maar ook over heel zijn van binnen. Wie integer leeft heelt zichzelf en wordt rustiger. ”
X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is
“Laatst had ik een reünie met drie huisgenoten uit mijn studententijd. Twee van hen had ik al veertig jaar niet meer gezien. We hebben gegeten, gedronken en teruggeblikt op ons leven van toen. Het was de periode waarin we alles nog moesten uitvinden, een soort vrijplaats, niet gebonden aan allerlei wetten en regels. Het was de mooiste tijd van mijn leven, ook al bezat ik niet veel meer dan een oude typemachine, een valse piano en een matras dat ik moest neerklappen als ik wilde gaan slapen. Dat beeld heb ik altijd vastgehouden. Ik stel materiële rijkdom op prijs, vind het fijn dat ik mooie dingen kan kopen – vulpennen, een zwakte van me – maar diep van binnen weet ik dat ik met heel weinig ongelooflijk gelukkig kan zijn.
We denken bij kapitaal te vaak aan geld, aan spullen, maar het echte kapitaal is tijd. Iedereen krijgt precies één leven. Of het nu achttien of achtentachtig jaar duurt. Je hoort vaak zeggen dat je alles eruit moet halen wat er in zit, maar ik denk dat eerlijk naar jezelf durven kijken véél belangrijker is. Dus ook je tekorten, je zwaktes, en je angsten onder ogen zien. Tot die conclusie ben ik al gekomen: ik heb het meest geleerd van de momenten die ik het liefst uit de weg was gegaan.”